Frans Couwenbergh, portretschilder & humanosoof

Fontaine Uitg

(2016) Over het ontstaan van ons taalvermogen en ons bewustzijn

PDF – Over het ontstaan van ons taalvermogen en ons bewustzijn (2016)

versie 11 augustus 2016

“Over het bewustzijn tasten we nog steeds in het duister. Op dit moment is het bewustzijn een nogal geïsoleerd onderwerp, waarover zelfs de scherpste denkers maar liever zwijgen. Net als bij al die eerdere raadsels zijn er veel mensen die beweren – en hopen – dat het bewustzijn nooit zal worden gedemystificeerd. ” ( Daniel C. Dennett)

Geen frustrerender onderwerp dan het bewustzijn… We kennen het bewustzijn allemaal, we zijn bewustzijn. Maar leg maar eens uit wat het is. (Bart Voorzanger)

Wat is er nu zo ‘talig’ aan bewustzijn? (Wim van de Grind)

  1. inleiding

Ons menselijk bewustzijn is in de natuur ontstaan en die doet niet aan ingewikkelde dingen. De evolutie werkt met oude spullen, ruimt die pas op als ze in de weg zitten en ontwikkelt iets nieuws waar het van overlevingswaarde is voor een soort.

De continenten blijven niet op hun plek liggen. Ze hebben niet eens een plek, ze drijven. Door magmaconvecties in het binnenste van Aarde worden ze bijeengedreven of juist uit elkaar. Door die verplaatsingen krijg je nieuwe golfstromen. Door opduwingen tot gebergten van wat eerst kustgebieden waren of andersom krijg je andere luchtstromingen, dus andere verdeling van de zonnewarmte. Eenzelfde wispelturigheid en invloed hebben de stand van de aardas en de baan van Aarde om Zon. Het kan allemaal behoorlijke veranderingen teweeg brengen in het klimaat, en dan is het uitsterven geblazen voor soorten die op een bepaald klimaat zijn afgestemd. Randpopulaties van een soort kunnen al eerder met de omslag te maken gekregen en aanpassingen ontwikkeld hebben. Die groeien uit tot nieuwe hoofdpopulaties maar wel van een nieuwe soort.

Is ons bewustzijn dan ook zo’n aanpassing zijn aan veranderde omstandigheden?

Continue reading

DE BESTE GOD VOOR DE GOD-VRIJEN

Ja, géén God, natuurlijk!

Maar … wij, god-vrijen, vormen een minderheid. 40% van het verregaand geseculariseerde Nederland gelooft nog in een God – een gebrekkige, zoals ik zal laten zien. Van de 60% kerkverlaters zijn er maar een fractie (waaronder wij) god-vrij, de rest van die massa is zwevend en zoekend, of, nog erger, gewoon NIX. En wat dacht je van onze vrienden de humanisten, god-vrij? Welnee, zwevend en zoekend. Voor die massa medelanders moeten wij toch iets beters kunnen bedenken dan die gebrekkige Ene Ware?

Waarom moeten we dat? Wel, mensen zijn van nature religieus. We zijn nog steeds talige wezens, hoor. We hebben nog steeds de aangeboren neiging onze woordenwereld te beleven in het kader van het scheppingsverhaal (ontstaansverhaal) ervan. Dat dit verhaal terug te voeren is op het eerste groepje kolonisten dat een nieuw leefgebied in gebruik nam en daar de dingen hun namen gaf (dus in het bestaan riep, menselijkerwijs gesproken) zal de gewone mens een worst wezen. Het gaat erom dat we al minstens een miljoen jaar onze woordenwereld in stand houden door deze telkens weer dansend/zingend te re-legere – ik hanteer de oudste etymologie van ‘religio’ die door Cicero bedacht is.

Het scheppingsverhaal is altijd de spil geweest waarom ons samenleven draaide. Vanaf de IJzertijd, met zijn gruwelijke ongelijkheid, is het de onderdrukten als een apologetisch godsdienstig Groot verhaal door de strot geduwd. Dat de heersende economie van de vrije markt ons vanaf de zeventiger jaren massaal is gaan bevrijden van de oude Grote Verhalen, is heel mooi. Maar dat we er nog steeds geen nieuw voor in de plaats hebben weten te brengen is ons (de bobo’s voorop) massaal gewetenloos aan het maken en geeft alle reden tot ongerustheid: we hebben nu NIX meer met elkaar te maken.

Ik ben al lang gecharmeerd van het Zoroastrisme, vandaar dit betoog. De leer van de Bactrische profeet Zoroaster (de vergriekste vorm van Zarathustra), was de eerste vorm van monotheïsme, maar eigenlijk geen gods-diénst. Zarathustra vond zijn Ahura Mazda (Hoogste Heer) te verheven om door offers gepaaid te willen worden. Wij mensen konden hem alleen behagen door zo goed mogelijk mens te zijn. Heel simpel: door goede dingen te denken, goede dingen te zeggen en goede dingen te doen. Zijn leer haalt dus het beste in de mensen naar boven.

Natuurlijk was Zarathustra (men neemt aan dat hij rond 15.000 vC geleefd heeft) ook maar een kind van zijn IJzertijd. Dus patriarchaal, en met niet meer wijsheid behept dan wat de wijsten van zijn dagen te bieden hadden. Zijn streven was echter heel vernieuwend: de rabiate oorlogzuchtigheid van zijn stammenmaatschappij proberen in te tomen door het offeren aan de oorlogsgoden als verwerpelijk te bezingen en in plaats daarvan de dienst aan de Hoogste God te propageren.

Dat bezingen deed hij in ‘mantra’s’: heilige gezangen. Zarathustra liet zich inspireren door de Indiase Veda’s, ook in zijn taalgebruik. Vandaar dat veel geleerden menen dat hij geleefd moet hebben in de tijd van de Veda’s of kort daarna.

Zarathustra’s zangen heten gatha’s en er zijn er vijftien van hem overgeleverd.

Toen zijn leer na veel tegenstand van de overige IJzertijdpriesters toch als de meest leefbare ingang begon te vinden, is die door de Zoroastrische patriarchen steeds meer ‘opgetuigd’ en aangepast aan de op dat moment gangbare opvattingen. Blijvend kenmerk van zijn leer is de strijd tussen het goede en het kwade, waarbij de alwetende Ahura Mazda uiteindelijk het goede zal laten winnen. De optuiging bestond vooral uit een veelheid van helpende goede geesten.

Het Zoroastrisme kent geen proselitisme. Je wordt als Zoroastrist geboren en je trouwt met een Zoroastriste. Door het leefbare en stimulerende karakter van het geloof hebben je kinderen geen reden om zich er tegen af te zetten en kiezen ervoor om ook als Zoroastrist door het leven te gaan. Omdat persoonlijke ontwikkeling en ondernemingszin gestimuleerd worden, is welvaart en voorspoed normaal bij hen, evenals minder bedeelden te laten delen in je welvaart.

Perzië is altijd de bakermat geweest. De Joden zijn er in Babylon mee in aanraking gekomen.

Toen de (van oorsprong Israëlische) tempelpriesters van Jeruzalem in Babylon belandden, hadden ze een paar jaar daarvoor in Juda hun eigen monotheïstische ideologie ontwikkeld. Hun godsdienst was niet gericht op het goede in de mens maar op het geld in de mens. Dat geld was nodig om een staand leger te kunnen bekostigen, teneinde de door de grootmachten uitgeperste Joodse stammen weer machtig te kunnen laten worden, zoals in de tijd van Groot-Israël, onder Omri en Achab.

Het geld moest komen van de talloze offerplaatsen in Juda en omstreken. Het was een landbouw-economie en dus werd geofferd aan Asjera en Ba-al. Die oude Palestijnse godheden dienden nu te worden gedemoniseerd en plaats te maken voor de Ene Echte God: die van de Israëlische priesters, te weten de oorlogsgod Jahweh. In 722 vC hadden de Israëlische priesters moeten uitwijken naar het armzalige Juda, dus nu en hier moesten ze voor Omri en Achab Judese helden bedenken: David en (de geheel verzonnen) Salomo.

De nieuwe Jahweh-ideologie had nauwelijks kunnen functioneren: de Assyrische koning Nebukadnessar maakte korte metten met hun opstand. De tempel werd met de grond gelijk gemaakt en de Israëlische priesterij afgevoerd naar Babylon. Vanwege dat hun koning Josua de kant van de Assyriërs gekozen had, tegen de oprukkende Egyptenaren, en daarbij gesneuveld was, hielden de Joden in Babylon toch een wit voetje, en kregen er de kans om hun nieuwe ideologie verder uit te werken.

Daarin tekenden zich twee ‘scholen’ af: de pure ‘deuteronomisten’ (Deuteronomium schijnt het meest met het in Jeruzalem uitgedachte basisverhaal overeen te komen, zo geeft Marcel Hulspas in En de zee spleet in tweeën – Fontaine Uitg. 2006 – de heersende opvatting onder bijbelkundigen weer), welke school de latere Sadduceeën zouden volgen; en de ‘zoroastristen’: de school die de naakte deuteronomium-leer aankleedde met Zoroastrische elementen zoals het niet aanbidden van de Allerhoogste in de gedaante van een beeld, het geloven in een strijd tussen het goede en het kwade (God en Duivel), het geloven in engelen en duivels, in een hemel en in een hel, in ‘het einde der tijden’ en een ‘laatste oordeel’, een stelsel van ge- en verboden voor individueel gedrag met de nadruk op reinheid, het geloven in een Messias, een Verlosser, in een wederopstanding en een paradijs.

Allemaal elementen die de Joden voordien onbekend waren. Nou ja, het geloof in geesten is zo oud als het animisme en maakte al vanouds deel uit van hun spirituele wereld. Maar nu kregen die gestalte in engelen en duivels. De Sabbat was gewoon Babylonisch: daar kende men een werkweek van zes dagen, besloten met een rustdag; maar de Judaïstische patriarchen maakten er een hoofdpunt van. Zoals ze dat ook maakten van de reinigingsvoorschriften, tot in het belachelijke toe. Uiterlijke regelneverij, met minieme aandacht voor echte goedheid.

En hun scheppingsverhaal? De voorouderlijke Joodse scheppingsverhalen waren puur heidens dus daar konden ze weinig mee. Het Zoroastrisme had in Gatha 5 weliswaar een terloops en dun ontstaansverhaaltje van de wereld, maar greep daar voor zijn mensvriendelijke praxis niet op terug.

“Precies het scheppingsverhaal uit Genesis is een van de laatst geschreven teksten,” zegt oudtestamenticus Arie van de Kooy, Universiteit Leiden, in NRC 25 okt.’04. Ook daarin had de Babylonische cultuur hen ruimschoots van materiaal voorzien, met zondvloed en al.

De Judaïsten hebben hun religie met de in Babylon voorhanden elementen in elkaar geflanst. Met vooral zoroastristische, zoals ik al zei. Hadden ze er zich maar uitsluitend toe beperkt! Dat zou de mensheid, en met name de vrouwelijke helft ervan, heel veel ellende bespaard hebben en dan zou onze wereld er al heel lang heel wat beter aan toe zijn geweest.

Maar het wás de Judaïstische patriarchen helemaal niet te doen om het kweken van betere mensen, maar om het genereren van geld en macht. En daartoe dienden nu hun vier kwalijke eigen elementen :

1. het demoniseren van de aloude Joodse stamgoden en vruchtbaarheidsgodinnen

2. het verbannen van de vrouwen uit de bediening van de eredienst

3. vijandigheid ten opzichte van alle andere religies

4. de voorstelling van de Joden als ‘het uitverkoren volk’.

Het door Zarathustra zo mensvriendelijk begonnen monotheïsme is met deze vier judaïstische elementen kwaadaardig en vrouw- en mensvijandig geworden. Want het is jammer genoeg de Judaïstische machtsversie van het monotheïsme die het christendom en vooral de islam is gaan beheersen.

De uitverkiezingswaan ligt aan de wortel van het ‘Jodenprobleem’: die zou de meeste Joden in de diaspora ervan weerhouden om te assimileren en op te gaan in de culturen waarvan zij deel gingen uitmaken. De vijandigheid ten opzichte van andere religies verleidde christenen en moslims om, waar zij in machtpositie kwamen, ‘heidenen’ te beroven en af te persen. De vrouwen te misbruiken en niet mee te laten doen, heeft lang tot achterlijkheid en onderontwikkeling geleid en doet dat in (nog) niet door de vrije markt bevrijde culturen zoals de Islamitische wereld nog steeds.

Toen in Babylon in 559 de Zoroastrist Cyrus aan de macht kwam, heeft hij de door de Assyriërs gedeporteerde bovenlagen van de door hen onderworpen landen gestimuleerd om terug te keren naar hun landen van herkomst en daar hun eigen tempels weer op te bouwen. De tempels waren in die tijd tevens administratieve centra, dus onmisbaar voor bestuur en belasting-inning.

Had hij er nou maar meteen het Zoroastrisme bij verplicht gesteld; maar helaas is dat principieel niet-proselitisch. Heeft de mensheid dus veel pech mee gehad: nu heeft het kwalijke Judaïsme in Jehud wortel kunnen schieten. Overigens ondanks ettelijke situaties die op het nippertje goed voor het Judaïsme en dus slecht voor het mensdom uitvielen.

In het ‘hartland’ van het Zoroastrisme, het latere Perzië, heeft het in drie keizerrijken (de Achaemeniden, de Arsaciden en de Sasaniden), zij het in verwaterde vorm, als staatsgodsdienst gefunctioneerd. In die eeuwen overtrof het aantal zoroastristen dat van de overige godsdiensten.

In 651 veroverden de Arabieren het enorme Sasanidenrijk. Vooral in het mensvriendelijke en aangename Perzië heeft de Islam zich van zijn kwaadaardigste kant laten zien. Surah zoveel van de Koran zegt dat andersgelovigen belastingen moeten overhandigen en moeten worden vernederd. Nou, laat het maar aan moslims in machtspositie over om daar hun vindingrijkheid de vrije teugel in te laten. De dhimmi’s werd vrijwel geen leven meer gelaten. Omdat de simpelste moslim wettelijk boven de meest ontwikkelde zoroastrist stond, leidde dit plaatselijk tot de onmenselijkste en vernederendste willekeur. Alleen in twee afgelegen woestijnsteden (Kerman en Yazd) zijn zoroastristen er in geslaagd, iets van hun schitterende cultuur in bescheiden leven te houden. Een deel heeft weten uit te wijken naar India, waar ze als Parsi succesvolle burgers werden vanwege hun eruditie en ondernemingszin.

De massa der Perzen ‘bekeerden’ zich noodgedwongen. Maar het is niet verwonderlijk dat in Perzië een iets mensvriendelijker vorm van islam, het Shiitisme, gestalte gekregen heeft.

Tot zover over het Zoroastrisme, de oudste vorm van de monotheïsmen, geheel gericht op het bevorderen van het ‘een goed mens’ zijn van elke gelovige. Waar het kon bloeien heeft het opvallend gunstig gewerkt. Het is spijtig dat het als machtsinstrument bedoelde Judaïstische monotheïsme het episcopale christendom en de oorlogszuchtige islam heeft gebaard, waarmee het ’t monotheïsme als zodanig in kwade reuk heeft gezet. Als je bedenkt dat het kwaadaardige Judaïsme in zijn begintijd meerdere keren op het randje van de ondergang gezweefd heeft … met maar iets minder pech zou de mensheid door het oorspronkelijke zoroastrisme tot vroege bloei zijn gekomen. Vanuit haar vroegste oorsprong is de mensheid in feite ook monotheïstisch geweest, wanneer je de Grote Voorouderfiguur van de vroege scheppingsverhalen als proto-God aanmerkt. Ik bedoel: het monotheïsme is ons op zich niet wezensvreemd.

Wat let ons, god-vrijen, om aan de massa zwevenden en zoekenden het mensvriendelijke Zoroastrisme aan te bieden? Nu zoeken velen hun zieleheil nog bij het neerslachtige en in de praktijk ook vrouwonvriendelijke Boeddhisme of in andere niet opbeurende en activerende Oosterse geloven. Het Zoroastrisme is door zijn niet-proselitiserende en familiegebonden karakter qua aanhang kwijnend, en bovendien is een zoroastrist vanwege de nadruk op studie en eigen onderzoek eerder dan een godgelovige geneigd om vrijdenker te worden. Opgevoed in de zoriastrische normen en waarden zal hij deze graag trouw blijven, maar hij zal in onze vrije markt samenleving gemakkelijk Ahura Mazda- vrij worden. Het zijn natuurlijk deze normen en waarden welke wij bij onze humanistische vrienden onder de aandacht zullen willen brengen.

Frans Couwenbergh

www.humanosophy.org

commentaren